‘ De zorgtransitie is een uitdaging van ons allemaal’

Gesprek met Chantal, Zorgbestuurder

De uitdagingen in de zorg zijn groot, er is werk aan de winkel – zoveel is duidelijk na het gesprek met Wilma. Voor een toekomstbestendige zorg hebben we niet alleen betrokken burgers, welzijnsorganisaties en professionals nodig. We hebben ook zorgbestuurders met lef nodig. Bestuurders die durven, die oplossingen zien. We spraken zo’n bestuurder: Chantal Beks, bestuurder bij zorgorganisatie Careyn. Hoe ziet zij het tekort aan zorgmedewerkers en de groeiende vraag? Waar zit de oplossing? Waar loopt ze vanuit bestuurlijk perspectief tegenaan? En welke kant moeten we wat haar betreft op?

‘ De samenleving moet beseffen dat we met elkaar iets op te lossen hebben voor onze ouder wordende bewoners. Dit is een uitdaging van ons allemaal.’

Dankjewel voor je tijd, Chantal. We zijn heel benieuwd naar je verhaal. Waar begon jouw leven in de zorg?

‘Bij mijn studie gezondheidswetenschappen. Ik was student-assistent van professor Van Wijmen – grondlegger van de kwaliteitswet. Via hem heb ik mijn afstudeeronderzoek gedaan in een verpleeghuis in Eindhoven. Eerst dacht ik: joh, moet ik nou echt zes maanden naar een verpleeghuis? In het verpleeghuis waar ik terechtkwam, werkten ze heel erg vanuit het idee: mensen worden niet per se beter, maar we kunnen wel proberen aan te sluiten bij wie ze zijn. Het was gericht op kwaliteit van leven. Dat vond ik fascinerend. Als je er nu naar kijkt, zou je zeggen: wat ze toen deden was echt inimini. Maar daar is mijn liefde voor de ouderenzorg wel geboren.’

Wat bedoel je precies met ‘aansluiten bij wie mensen zijn’ en ‘kwaliteit van leven’?

‘We verlenen gemiddeld genomen 1 - 1,5 uur per dag zorg aan mensen. Maar ze wonen 24 uur bij je. Vroeger waren structuur, systemen en cultuur volledig gericht op die 1 - 1,5 uur zorg. Feitelijk gezien moeten we dat stuk ook heel goed, veilig en professioneel doen. Maar kwaliteit van leven wordt gehaald uit die andere 22 uur. Daar zegt een mens: ik wil zingeving, iets lekkers eten, iemand ontmoeten. Toch waren onze organisaties grotendeels gericht op die 1 - 1,5 uur. Dat verandert langzaam. We zien veel meer de mens. De vraag is altijd: hoe kunnen we kwaliteit van leven, ondanks dementie of een andere aandoening, toch overeind houden? Dat is best ingewikkeld met zo weinig mensen in de zorg.’

‘ Ik ben bang dat we niet op tijd zijn om die hele transitie te maken. Dat we te snel te weinig mensen hebben. Dat we de bestaande groep zorgprofessionals van te grote werkdruk voorzien.’

‘ We moeten kijken naar wat de bewoner zelf kan, naar wat de familie kan doen, naar de professionele hulp die nodig is én naar wat mensen uit de buurt kunnen doen.’

Is het gebrek aan mensen iets waar je wakker van ligt?

‘Ja. Ik ben bang dat we niet op tijd zijn om die hele transitie te maken. Dat we te snel te weinig mensen hebben. Dat we de bestaande groep zorgprofessionals van te grote werkdruk voorzien.’

Is er een oplossing?

‘We moeten anders gaan kijken. Als we in staat zijn om morgen vanuit een andere zienswijze ons werk te doen, zou ik wel genoeg mensen hebben. Daar ben ik van overtuigd. Ik heb voor dit systeem te weinig mensen, maar ik heb voor een ander idee genoeg mensen.’

Nu maak je ons nieuwsgierig. Wat is dat andere idee waar je het over hebt?

‘Reablement – het langer actief houden van bewoners – moet veel meer het uitgangspunt zijn. Ik heb weleens gezegd: we kunnen hier ook een bordje ophangen met daarop ‘binnen 24 uur kunt u niks meer zelf’. Wij nemen in een verpleeghuis heel snel alles over. We zeggen al gauw: u hoeft geen koffie meer te zetten, u krijgt gewoon uw boterham. Je kunt het ook omdraaien en zeggen: u blijft zolang mogelijk alles zelf doen, wij zijn er alleen maar voor het professionele stuk. Dat is een totaal andere benadering van onze zorgverlening. Dan heb je heel andere mensen nodig. Je hebt bijvoorbeeld geen fysiotherapeut meer nodig. In plaats daarvan kun je iemand aannemen die beweegt met bewoners en zorgt dat ze blijven lopen, dat ze naar de tuin gaan. Mensen die dat kunnen, die zijn er genoeg.’

Hoe is die omslag voor zorgmedewerkers zelf?

‘Best lastig. Verpleegkundigen en verzorgers hebben een opleiding en beroepstrots. Als je tegen hen zegt ‘je moet mensen langer zelf hun activiteiten laten doen, want ook al hebben mensen dementie, ze kunnen nog heel lang de tafel dekken,’ dan vinden ze dat vaak een lastig verhaal. En dat snap ik ook – we zijn namelijk alles ‘zorg’ gaan noemen. Maar op die manier zouden we veel minder mensen nodig hebben.’

Je zegt dat we meer mensen van buiten de zorg kunnen betrekken bij de zorg. Wat is de rol van familie, van het eigen netwerk van een bewoner?

‘Familie is eraan gewend dat ze definitief ontlast zijn van de zorgtaak zodra hun naaste in het zorgsysteem terechtkomt. Maar vanuit die nieuwe zienswijze moet ook de familie veel meer betrokken blijven. Het is veelzijdig: we moeten kijken naar wat de bewoner zelf kan, naar wat de familie kan doen, naar de professionele hulp die nodig is én naar wat mensen uit de buurt kunnen doen. Dan kunnen we nog best een tijdje vooruit met de zorg.’

‘ We moeten zo lang mogelijk de gemeenschap van buiten naar binnen halen, het instituut vermijden.’

Wat doe je als zorgbestuurder om die nieuwe richting te realiseren?

‘Ik zit nu een jaar bij Careyn en ben heel erg bezig met ‘leven en vrijheid’. Mensen vinden dat spannend. Ze willen de verantwoordelijkheid voor iemand die valt niet voelen, omdat ze daar vroeger voor op de kop kregen. We draaien programma’s. Nieuwe gebouwen gaan we anders inrichten.’

Interessant. Je zegt dat jullie nieuwe gebouwen anders in gaan richten. Wat is in jouw ogen de optimale, toekomstige woonomgeving voor mensen met een (intensieve) zorgvraag?

‘Normale appartementen waar mensen zelfstandig kunnen wonen. Een slaapkamer, een woonkamer waar je mensen kunt ontvangen. En dat hoeft niet groot. 45 tot 50 vierkante meter is genoeg. Daarnaast zie ik een aantal plekken voor me waar je elkaar kunt ontmoeten, een soort hofje bijvoorbeeld. Maar zeker geen gedeelde huiskamer waar je verplicht naartoe moet. In mijn visie zou je voor iedere bewoner goed moeten verkennen: hoe ziet jouw ideale dag eruit? Wat deed je thuis? Waar kan ik je ondersteunen? Als iemand vroeger graag naar klassieke muziek ging, kun je dat ook buiten de deur organiseren. We moeten sowieso meer naar buiten kijken. In heel veel wijken zijn in het sociale domein al organisaties actief. En dan gaan wij dat er ook nog eens naast organiseren. We moeten zo lang mogelijk de gemeenschap van buiten naar binnen halen, het instituut vermijden.’

Wat vraagt deze inrichting qua samenstelling van je team? Hoe zou dat eruit komen te zien?

‘Veel minder zorgmensen, veel meer vrijwilligers en welzijnsmensen. Weinig behandelaren – die kun je gewoon in laten vliegen. Je hebt de huisarts ook niet de hele dag bij je lopen. Als we het met elkaar aandurven, hebben we veel minder professionals nodig dan nu. Dan heb je een heel andere organisatievorm rondom de oudere inwoners van Nederland.’

In welke mate staat het systeem jou in de weg om deze transitie te maken?

‘Het systeem is best aan het bijtrekken. De beweging van ‘reablement’ krijgt veel omarming. Maar als het echt spannend wordt, gaan de systemen ook weer dicht. Als je bijvoorbeeld wat incidenten in een huis hebt, omdat je veel vrijheid geeft, dan moet je heel lang een rechte rug hebben als bestuurder. Het systeem komt je altijd weer even tegen de grond klappen. Maar het meenemen van al je medewerkers, de familie en de maatschappij - dat is bestuurlijk misschien nog wel het moeilijkst.’

Dankjewel voor al je inzichten, Chantal. Wil je nog iets kwijt voordat we afronden?

‘Wat belangrijk is om te zeggen: het probleem van de ouder wordende maatschappij is een maatschappelijk probleem, niet alleen van de zorg. Dus alles wat we zeggen over systemen, culturen en transities, kunnen wij voor een stukje doen vanuit de zorg. Maar de samenleving moet beseffen dat we met elkaar iets op te lossen hebben voor onze ouder wordende bewoners. Dit is een uitdaging van ons allemaal.’